doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Nji-Sri: Een nonna
Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902


[26-07-1902]

Zij begaven zich op weg.
"Het is of ik het loopen heb verleerd, ik gevoel mij nog zoo onzeker op. mijn beenen!" lachte Tjarda. "Stap gerust in uw dos-à-dos. Die zag ik daarop zijde van liet huis staan, verzocht mevrouw Smit, zich omkeerend.
"Dan brengt Nonnie mij even tot de tandoe."
"Wilt u mij niet meehebben?" schertste hij. "Het is juist een genot voor mij om weer te kunnen loopen! En wat een heerlijke maneschijn! Het is of ik opnieuw geboren ben! Wat is de wereld mooi, nietwaar, Nonnie?"
"Dat komt, omdat u haseerd (geëngageerd) bent!" meende de plantersvrouw. "Ik heb het al gehoord! U gaat trouwen met de dochter van den resident."
"Ja, met freule Utenhove."
"Freule! Adoe, hoe deftig! En het is zeker een tòtòk?"
"Natuurlijk!" Het was hem ontvallen! Hij had spijt van dat woord en zag geen kans zijn fout goed te maken. Er ontstond een pijnlijk zwijgen.
"Goenoeng Hallalimoen moet zoo'n mooi koffieland zijn!" wendde hij zich na een poosje weer tot zijn buurvrouw.
"Jal het wordt getaxeerd op een half millioen. Mijn man is maar als opzichter begonnen en het is een echte sinjo, zoo zwart als mijn schoen!" Hijvoelde den steek. Nonnie keek hem triomfeerend aan. Met een smeekenden blik trachtte hij haar vergiffenis te vragen. Maar ze kneep de lippen op elkander en keek recht voor zich uit.
"A propos. Hier staat de tandoe, mevrouw!" zei ze alleen. "Groet uw man van mij, alsjeblief! En Piet!"
"Dank je, Non! Wanneer kom je nu dat zakje mandjes koffie eens halen, die Piet voor je heeft uitgezocht? Als ma beter is, kom ik!" beloofde ze. »U komt ... h Zondag op de slamattan.
"Zeker! Dag Nonnie! Dank voor je geleidde! Dag meneer!,voegde ze er stijf aan toe.
Ze bleven nog even staan wachten, totdat mevrouw Smit in de tandoe was gestapt. Daar zat de kleine, magere gestalte op den met kussens belegden stoel en spreidde een rood en zwart geruiten sjaal over de hoekig uitstekende knieën. Nog eens, in een opwelling van teederheid, misschien ook omdat ze op het oogenblik met zekeren trots haar bij-elkaar-behooren tot het mooie donkere meisje wilde toonen en zoo doende tegen hem partij trekken, trok ze deze naar zich toe en gaf haar een paar hoorbare tjoems op beide wangen. De beide koelis namen de bamboestangen op de schouders en verdwenen met hun lichte vracht in de dichtbegroeide kronkelingen van het stijle bergpaadje.
"Mag ik je vasthouden, Nonnie?" vroeg hij, nu alleen met haar terugkerende, langs den eenzamen weg dien de reuzengölvingen van het opstijgend oerwoud tol op het midden haast in zwarte schaduwen hulden. Hij had haar arm gegrepen, zonder van haar afwerende mine notitie te nemen.
"lk merk dat het met mijn linkerbeen nog niet in den haak is, ik voel dat ik het loopen nog niet forceeren mag."
"Had ons dan maar alleen laten gaan!"
"Neen, o neen! Het is zoo'n goddelijk gevoel om zoo naast je te loopen. Mijn trouw verpleegstertje!"
Ze keek weder zwijgend, recht voor zich uit, een kleine rimpel groefde zich loodrecht tusschen de zwarte, mooigeteekendè wenkbrauwen.
"Wat ben je stil, kind?. Scheelt er wat aan?"
"Wat zou mij schelen?"
"Ja toch! Je bent uit je humeur." Hij bleef evep staan en keek haar glimlachende in het pruilende gezicht.
"Soedah! liet is niets!"
"Is het om dat ééne woord daar straks? Dat zou me spijten! Je kwam zoo vroolijk de kamer in, een half uurtje geleden!"
"Alsof ik mij alles aantrok wat anderen zeggen!"
"Kom, vergeef het mij, Nonnie! Ik ben al woedend genoeg op mijzelf!" ... Hij voelde hoe haar arm die rond en warm door zijn hand werd omsloten, haast onmerkbaar trilde.
"Het is fataal!" vervolgde hij lachend. "Ik geloof dat ik het nu ook bij mevrouw Smit heb verbruid! Is die Piet hun eenige zoon?"
"Het is hun neef!"
"Zoo? En hoe bevalt hij je?"
Ze trok de schouders op. "Och, het is een doodgoeie jongen!"
»Dan zou het geen man voor jóu zijn."
"Ik denk er ook niet aan met hem te trouwen. Ik heb alleen kassian met hem! Hij kan niet aarden op Goenoeng Haliraoen. Hij is altijd droefgeestig Ik tracht hem wat op te vroolijken. Als hij mij niet had zou hij misschien aan den drank raken of zijn troost bij een inlandsche vrouw zoeken. Hij weet dat ik nooit niet hem trouwen wil, dat heb ik hem éénmaal voor allemaal gezegd."
"Heb je dan een ander op het oog?" informeerde hij verder, zich ineens Mol's confidenties herinnerend. "Een snelle blik flitste hem van terzijde aan terwijl haar een blóedgolf naar het bieeke gezicht stroomde.
"Ik ?" Ze stiet een schor, verachtelijk lachje uit. Hoe komt u er aan?"
"Nou, je stuift dadelijk zoo op! Ik waag het maar zoo. Ik zie graag iedereen gelukkig."
"Dus u bent gelukkig? Ze was- blijven staan. Van onder de saamgetrokken wenkbrauwen waren haar oogen scherp en vorschend op hem gericht.
"Wat een vraag!" Hij dwong zich tot een glimlach.
"Ja, ik twijfel er hard aan," wierp zo tegen.
"Je bent bepaald amusant, kleintje!"
"U beiden schijnt, liever gezegd, nogal onverschillig voor elkander. Als ik tenminste met een man verloofd was als u, zou ik het engagement al lang verbroken hebben."
"Nu nog mooier!" lachte hij, inwendig boos.
"Ja, ik had niet gedoogd dat ik zoo om den tuin werd geleid! Ik had dadelijk van zoo' n ongevalbericht willen hebben!"
"Gelukkig is Florence dan verstandiger. Ze weet dat alles om haar bestwil geschiedt."
"Dan heeft ze u ook niet lief! Zoo'n lauw, beredeneerd, gevoel noem ik geen liefde! De man dien ik bemin, mag geen geheimen voor mij hebben; hij moet mij toebehooren, mij alleen! Ik zou het meisje vermoorden dat een hand uitstak om hem te verplegen, hem te bedienen!"
Haar oogen fonkelden, wreed schitterden; de witte tanden tusschen de roode lippen heen, de plooitusschen de dreigend gefronste wenkbrauwen had zich dieper gegroefd en gaf aan het hartstochelijk gezicht iets diabolisch moois. (Wordt vervolgd)


vorige pagina | inhoud | vorige pagina