doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Nji-Sri: Een nonna
Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902


[07-07-1902]

"Zou 't indiscreet zijn, mevrouw, zoo ik nog een paar dagen bleef?" vroeg de patiënt.
De dokter fronste de wenkbrauwen.
"Waarom? Bij mij logeert u beter! Mijn schoonzuster heeft het veel te druk om zieken op te passen!"
"Massa!" lachte mevrouw Heyse. »Blijf gerust! Non kan bij mij op de balé-balé slapen."
"Wat ben je weer onverstandig, Mimi. Je hebt er slag van om iemand tegen te werken! Denk je niet dat het een enorme last voor mij is, twee of driemaal 's daags heen en weer te sjouwen. Het etablissement is vol patiënten, ik weet geen raad... Wat hebt u ineens tegen Gedong-Gedeh, Meneer?" vroeg de doktor ontstemd.
"Ik wil den resident niet ontmoeten. Ik ben met freule Utenhove geëngageerd. De familie zou in rep en roer komen, als ik daar zoo werd binnengebracht. Men zou minstens denken dat ik op sterven lag."
"Wat zou dat? Het zou een buitenkansje voor u zijn, als uw meisje in eens kwam overvliegen."
Een loodrechte plooi vertoonde zich boven Tjarda's neuswortel.
«Neen, neen!" weerde hij af. »Ik zal schrijven als ik weer beter ben. Als u mij dus nog een paar dagen wilt hebben, mevrouw?"
De dokter stond al aan de deur en haalde nijdig de schouders op.
"Zoo, brandal!" zoo klonk de norsche basstem nu ineens vroolijk en opgewekt. "Klaar? Ajo, instappen! Wat zie je er weer heerlijk uit! Frisch, als een jonge r«>s. Kom, eerst moet ik nog even naar...
Zijn woorden verklonken in de voorgalerij.
Mevrouw was naar buiten gehold, men hoorde haar nog iets roepen, terwijl het lichte voertuig het erf afrolde.
"Ziezoo!" hijgde ze eenige oogenblikken later en viel ademloos op een stoel bij het bed neder. "Nu blijft u hier! Net zoolang als u wilt. Hoeft niet maloe te zijn! Ik woon hier alleen met mijn dochter, kan doen en laten, wat ik wil en Nonnie is haast den heelen dag op Gedong-Gedeh. Het is hier zoo stil voor haar, kassian! Maar het is een lekker huis met een grooten, koelen tuin. Weet u wat? Ik heb zoo'n langen, gemakkelijken stoel, waarop men de beenen lang uit kan strekken, nog van mijn man, ja? Die laat ik vlak vóór het bed plaatsen en u glijdt er zachtjes op. Dan wordt u naar de voorgalerij gebracht, of onder den nangkaboom. Daar ligt u lekker en wij redderen in dien tijd de kamer wat op. Allah, die Non! Zij is zoo slordig. Kijk, alles ligt overhoop! Maar zij is nog zoo jong, deukt alleen maar aan pleizer. Later zal het wel beter worden! Ik was vroeger ook zoo, precies Nonnie! Maar nu heb ik den heelen dag soesah. Tobat! Het is al laat! Ik moet gaan! Ik zal uw jongen roepen. O ja, bij u thuis op Ardjasario weten ze nog niets. Zal ik kabar zenden aan uw njai?"
"Ik ben immers geëngageerd, mevrouw!" zei Tjarda met een flauw lachje.
"Traperdoeli! Doch nog niet getrouwd! Maar het is heel goed van u, heel braaf! Betoel! Wat wilt u gebruiken? Een eitje? Heerlijk, van mijn eigen kippen, pas gelegd! Niet? Een kopje chocola? Ook al niet? Een glas ajar djeroek dan! Goed! Ik zal klaarmaken!"
Een half uur later lag de patiënt op den met kussens belegden rottangstoel in de voorgallerij. Hij had, zoo goed het ging, toilet gemaakt, doch hij zag er hier bij vol daglicht, met de verbandkap over het hoofd, die haar en voorhoofd geheel bedekte, het lange lichaam in de wijde, dunne kleeren, alles behalve presentabel uit. Koortsrillingen voeren hem dooi- de leden, hij liet het boek zakken en sloot de oogen: Zijn bleek, geel gezicht zonk moê achterover.
Mevrouw Heyse was geen oogenblik in rust. Telkens kwam ze van achteren hollen. Nu tawarde ze met een kippenventer, dan vloog ze het erf over naar de rijstloods, waar een tiental halfnaakte vrouwen bezig waren padi te stampen. Een poos later dirigeerde ze een troep vrachtrijders met klappers naar de goedangs achter het huis, waar ze op koffie en oedoets en de dikbuikige pikolpaardjes op djagoeng onthaald werden. In haar korte rustpauzes zat ze dan voor aan de trap achterover in haar schommelstoel, dezen met haar breedè ronde, door eene korte kabaya krap omsloten heupen geheel vullende, de bruine beenen, onder den opgetrokken sarong tot over de kuiten zichtbaar, in voortdurende beweging. Plotseling sprong ze op en liep naar beneden. Het hoold in den nek, met half dichtgeknepen oogen, deed ze langzaam de ronde onder de weelderig dragende vruchtboomen, taxeerde, berekende met critischzekeren blik de daaruit voortvloeiende inkomsten.
Vlugger dan men dit bij haar corpulentie zou verwachten, wipte ze nu weder de trap op en in het voorbijgaan hield ze even bij Tjarda's stoel stil.
"Hoe gaat het?" vroeg ze met haar zangerige, diepe stem. "ls het licht daar niet te schel? Zal ik delajars neerlaten? Hebt u dorst? Ik zal een glas taütjau voor u klaar maken. Geen trek in een djeroek passen? Kijk, daar hangen er een paar mooie! Ik zal gauw plukken, ja?"
Tjarda had bepaald last van haar hartelijkheid. Haast drong ze hem haar weldaden op. Hij verlangde niets dan een koelen dronk en rust. Nog in den loop van den dag kwam de koorts opzetten. Zijn wangen brandden, zijn oogen glansden en diepe lijnen van ingehouden pijn groefden zich om zijn smartelijk saamgetrokken mond. Hij lag weder in de voorkamer, in het helder gespreide bed, terwijl mevrouw Heyse, over hem heengebogen, het gloeiende hoofd met koude compressen koelde. (Wordt vervolgd)


vorige pagina | inhoud | vorige pagina