Nji-Sri: Een nonna Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902
De resident stond nog hijgende van het snelle stappen naast het japansche schutsel. Met een ruk had Tjarda zich opgericht uit zijn gebogen houding en was den nieuw aangekomene tegemoet gegaan. Buiten trappelden en brieschten de postpaarden, een oppasser hurkte kuchende bij den pilaar neder. De resident had zich omgekeerd en gaf haastig zijn bevelen omtrent de fooien voor koetsier en loopers en het transport der koffers. "Zoo, kinderen!" zuchtte hij op een stoel nedervallende. "Nu mag ik toch wel een kwartiertje jullie herdersuurtje verstoren? Florence! waar ben je toch kind? Kom gerust achter die palm te voorschijn, ik heb toch alles gezien! Bestel je even een kop koffie voor mij? Ik zit al sedert drie uur tusschen de wielen. Of ik gedineerd heb! In de passang-grahan van Tjibading heb ik een blikje pâté opengemaakt, daarbij wat Semarangsche beschuit gegeten, met een glas wijn. Dat was mijn middagmaal.Honger heb ik niet, doch ik ben moe. Van morgen voor dag en dauw was ik al in de weer, om mijne zaken af te doen, om bijtijds op Goenong Gedeh te zijn." De mandoor in eigen persoon verscheen met de koffie. "Aha! Kadieun-keun! Dat zal me opknappen. Nu blijf ik even bij jullie uitblazen, of je het nu prettig vindt of niet, hahaha! Doch maak je niet ongerust, Straks moet ik nog even uit om... Ja, wat was het ook weer? Juist! Ik moet den tjamat nog spreken." "Als u dan maar niet weer verdwaalt zooals onlangs!" merkte Tjarda droogjes op. De oude heer had de laatste opmerking blijkbaar niet gehoord. Onvermoeid roerde hij in zijn kollie. "Wat is het hier gezellig, kind!" zoo wendde hij zich tot Florence. "Het was een goed idee dat schutsel hier te plaatsen en aan de achterzijde die wand van palmen en varens. Bepaald goed bedacht! Ik had hier altijd last van het inkijken. Ik mag toch een sigaar opsteken?" Hij zag er zoo opgewekt, en verjongd uit, ondanks zijn beweerde vermoeienis. Misschien was het de frissche berglucht die zijn gezicht dien gezonden tint gaf, maar ook zijn knevel die reeds begon te grijzen, stond nu glimmend zwart, met scherp opgedraaide punten. "En jullie komen morgen zeker ook op de slamattan?" vroeg hij achterover geleund in zijn nonchalanten toon, terwijl hij behaaglijk den damp van zijn sigaar uitblies. "Wij waren van plan om te gaan!" zei Tjarda, hem verwonderd aanziende. "Hoe weet u dat zoo?" "Wel, ik heb ook een invitatie ontvangen." "En hebt u al een excuse bedacht?" vroeg Florence snel. "Een excuse? Waarvoor? Ik ga mede, kind." Tjarda keek ontstemd naar buiten waar de opkomende maan een flauwe klaarte begon te verspreiden. Karta's verhaal stond hem ineens voor den geest. Hij had geducht het land. "Hoe lang denkt u hier te blijven?" vroeg hij na een lange pauze. "Een paar dagen, hoogstens een week. Ik ben op weg naar liet Zuiderstrand; die tournee lijdt geen uitstel meer. Doch zal ik jullie nu eens een groot nieuws vertellen? Binnenkort word ik overgeplaatst. Ik zal Rosegaarde als gouverneur van Sumatra's Westkust vervangen." Er heerschte volslagen stilte. Van de voorgalerij klonk ver gepraat, soms een schelle lach er tusschen, dan enkele korte, zachte uitroepen van een whisttafeltje vlak om den hoek. "Dus gaan we Java verlaten?" vroeg eindelijk Florence zachtjes, met trillende stem. "Wij? Jij behoeft niet mede te gaan. Drie maanden zal ik misschien nog wel hier blijven. Jullie kunt vóór mijn vertrek gemakkelijk trouwen." "Neen, dat gaat niet!" zei het meisje beslist. "Tante Constance heeft immers uitdrukkelijk geschreven dat ze pas in September komt. Den heelen zomer zou ze nog in Engeland blijven. En wie moet al dien tijd voor u zorgen ?" "Het komt allemaal terecht. Jullie kunt binnen drie maanden trouwen! En daarmede basta!" Beide verloofden keken hem verbaasd aan. De resident was opgestaan. "Voorloopig kan ik niet veel voor je doen, jongen " zoo wendde hij zich tot zijn 'schoonzoon. "Voor Florence is het niet alles, zoo diep in de binnenlanden te zitten." "Och, op Ardjasari is het wel uit te houden!" vergoelijkte zij. "Nou, wacht maar, als de wittebroodsweken voorbij zijn! Maar na twee lot drie jaar hoop ik tot raad van Indië op te klimmen, dat gouverneurschap is maar een overgangsstadium. Dan kan ik beter op je belangen letten, Tjarda. Ja, ja, ik weet al wat je zeggen wilt! Je hebt geen protectie noodig, je zult vanzelf wel vooruitkomen! We spreken elkander nader. Nu, adieu! Ik moet nog even die zaak afdoen. Ga vroeg slapen, Florence, je ziet wat vermoeid van avond!" "Je papa heeft gelijk, lieveling!" zei Tjarda, toen de resident verdwenen was. "Je ziet er niet goed uit. En ik heb miserabel geslapen vannacht. We zullen vroeg gaan rusten." Hij stond op. "lk breng je tot den ingang der laan, Bernard!" Ze hing zich aan zijn arm. Samen daalden ze zwijgend de trap af. "Wat kijk je somber?" vroeg ze verwijtend. »Vind je het niet goed, dat ik je een eindje wegbreng?" Hij drukte zachtjes haar hand. «Zeker, kind, zeker! Ik was in gedachten. Neem me niet kwalijk!" (Wordt vervolgd.)
vorige pagina | inhoud | vorige pagina