doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Nji-Sri: Een nonna
Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902


[12-07-1902]

Het tijdschrift zat nog in kruisband, den avond tevoren was het met de post aangekomen. Werktuigelijk scheurde hij de repen papier van elkander en opende het.
Ha! zijn opstel was opgenomen. "Over de opleiding van Bestuursambtenaren", met zijn naam voluit onder teekend. Hij las zijn werk nog eens over, onbevooroordeeld, alsof het van een vreemde was. Hij knikte. Het zat goed in elkander. Glashelder stonden zijn uiteenzettingen op het papier, vol overtuiging. En hoe eenvoudig, hoe gemakkelijk uitvoerbaar leken zijn voorstellen! En toch zouden zijn plannen een totale verandering teweeg brengen. Niet langer die opeenstapeling van geheugenwerk, die van vurige, energieke jongelingen levende automaten maakt! Om te beginnen moesten de toekomstige ambtenaren meer in logisch denken geoefend worden en dit werd slechts bereikt als er op een mathesische basis voortgebouwd werd. Ook aan practische vorming moest meer waarde gehecht worden en deze diende gepaard te gaan met een flinke wetenschappelijke ontwikkeling. Men moest menschen met zulk een zware verantwoording, aan zooveel verleidingen blootgesteld, die ongemerkt hun macht schromelijk konden misbruiken, op een bijzonder hoog zedelijk peil verheffen. Zoo zouden ze, gewapend met een gezonden blik, hun grootsche taak net ijver en liefde aanvaarden, ze zouden welvaart en geluk verspreiden onder de inlandsche bevolking, humaan rn toch streng hun gezag handhaven, als de hooger onwikkelden zouden ze de leermeesters der onwetenden zijn. De controleur die hier tegelijk als landbouwer en jnrist optrad, diende een geheel andere school te doorloopen. Weg met de moeielijke vergelijkende examens waarbij een droge opsomming van toestanden en feiten geen waarborg voor degelijke ontwikkeling gaf! De half suf gestudeerden stapten reeds onbruikbaar aan wal! Geen enkele die zich op een geestelijk overwicht boven zijn minderen kon beroemen. Zelden had die bijeenvergaarde kennis van land- en volkenkunde iemand in staat gesteld om zich in het voelen en denken der in hun natuurstaat levende inboorlingen te verplaatsen. Het binnenlandsch bestuur had gebrek aan....
Tjarda had zich zóó in zijn lectuur verdiept dat hij alles om zich heen had vergeten. Het hoofd diep over zijn boek gebogen, een scherpe plooi tusschen desaamgetrokken wenkbrauwen sloeg hij haastig het blad om.
"Goeden morgen!" Snel wendde hij het hoofd naar links, ietwat korzelig over die storing, nog steeds de plooi in het voorhoofd. Verbaasd mat hij de slanke meisjesgestalte van hoofd tot voeten. Onwillekeurig wilde hij opstaan tot een hoffelijke begroeting. Nog bijtijds herinnerde hij zich zijn hulpeloosheid. "Neem mij niet kwalijk, juffrouw..."
Ze trad een stap nader. Met één oogopslag had hij gezien dat het Nonnie Heyse was, het verjongde evenbeeld der moeder, alleen fijner, veredelder.
"Mama is ziek. Ik ben de dochter, weet u. Hoe gaat het vandaag?"
Haar blik rustte meewarig op zijn wit omwonden hoofd, op de vormloos ingepakte, languitgestrekte beenen.
"O dank u, met mij gaat het goed vooruit! Doch hoe is het met mevrouw Heyse?''
"Ja, kassian, ma heeft den heelen nacht koorts gehad. Ze kan onmogelijk opstaan. Zooeven heb ik het pas gehoord. Ik ben laat thuis gekomen, gisteravond, ik was zoo moe. Tot nu heb ik vast geslapen. Schandelijk, ja? Ma laat vragen wat u gebruiken wilt?"
"Als ik een kop koffie mocht hebben?"
"Koffie? Nu? Om half tien?" lachte zij. Doch plotseling trok ze een ernstig gezicht. "Hebt u nog geen koffie gehad, vanmorgen? Niet? En ook nog niet ontbeten. God!"
Ze werd bloedrood en vloog naar achteren.
"Een aardig nonna'tje!" dacht Tjarda. "Bepaald bekoorlijk!"
Hij hief het hoofd op en keek haar na hoe ze om den hoek der binnendeur verdween. Hij had een eindje van haar bloote kuiten met de fijne enkels uit den rand van den bonten sarong zien gluren, het lange, zwarte haar fladderde hoog op. Het duurde een eeuwigheid, totdat ze met de koffie terugkwam en nog was deze lauw en had een akeligen bijsmaak. Toch dronk hij het kopje leeg, om haar niet te kwetsen.
"Niet lekker, ja?" vroeg ze ootmoedig, "Och, had ik het maar geweten, dan was ik vroeger opgestaan. Ik begrijp niet hoe ik zoo lang slapen kon! Doch we hebben gisteren zoo in de bergen rondgedoold. Wat hebben we een pret gehad!"
Zij glimlachte bij de herinnering, haar donkere oogen tintelden. Doch plotseling betrok haar gezicht weer.
"Ik wou, dat ma maar spoedig beter werd!" klaagde ze. "Ik weet mij niet in huis te helpen. Ik kan niet koken, niets! U zult het ondervinden!"
"Maak u om mijnentwil geen zorgen, juffrouw! Ik ben van plan om morgen naar Ardjasari terug te keeren."
"Dat zult u niet doen! Neen, dat kan u geen ernst zijn! Ma vertelde mij dat n zeker nog tot aan het eind van deze maand zou blijven. En om mij wilt nu weg?"
Hij keek glimlachend in.haar,opgewonden, radeloos gezicht.
"Niet om u! het zou indiscreet zijn, als ik langer van uw gastvrijheid misbruik maakte, nu de vrouw des huizes ziek ligt." Ze staarde zorgvol op de punten van haar sloffen. Met een snellen ruk keek ze dan op en wierp het haar naar achteren.
"Blijf dan nog een paar dagen!" drong ze aan. "Ik zal mijn best doen!"
"Goed, om u plezier te doen!" (Wordt vervolgd)


vorige pagina | inhoud | vorige pagina