doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

J.M.J. Catenius-van der Meijden: 'Kwée-kwée'
uit: Groot nieuw volledig Indisch kookboek Van Goor Zonen: Den Haag/Brussel, [zonder jr, eerste dr. 1902]


[888:]

Piloos

Tien groote aardappels, 2 lepels meel, 1 theelepel zout, 5 eieren, 1 kopje olie, fijne witte suiker, beschuitkruim.

De aardappels worden in de schil gekookt, daarna daarvan ontdaan en fijngemaakt. Men roert dit vervolgens dooreen met het meel en het zout, en daarna een-voor-een, met de eieren. Hiervan worden langwerpig ronde balletjes gemaakt, die men in beschuïtkruim wentelt en in de heete olie bruin braadt. Men eet ze warm, met witte suiker bestrooid.

[889:]

Ragi

30 Sioongs bawang-poetih, 20 lomboks, 2 stukken kaneel van een vingerlengte, 2 vingerlengten laos, 1 kattie rijst, een el lengte teboe, warm water.

De rijst wordt zeer fijngestampt met de kruiden en met de teboe.
De teboe echter moet den dag te voren geroosterd worden en - als men de ragi gaat maken - geschild en in stukjes geneden. Stuksgewijze wordt, al stampende, de teboe er bijgevoegd en doorgestampt tot de teboe zeer fijn is geworden. Dit wordt dus met de rijst een poeder, welke men zift en met warm water vermengt.
Men maakt er dan balletjes van zoo groot als kleine doekoes.
Bij het maken der balletjes moet men zorgen buiten den tocht te staan. De balletjes worden verder op een tampa geplaatst, waarop men eerst merang heeft gelegd. Op de balletjes ook een dek van merang. Ze moeten 3 dagen lang berookt worden met ampas teboe. Eindelijk worden zij in de zon gedroogd.
Men bewaart ze, na afkoeling, in blik of stopflesch.
N.B. De ragi wordt als ingrediënt bij enkele gerechten toegepast. (Recept No. 21).

[890:]

Rondo kalie

Drie kopjes rijstmeel, dunne santen van 2 a 3 klappers, fijngesneden javaansche suiker, dikke santen van een klapper, 1 a 2 theelepels rijstmeel, vierkante bakjes van pisang-bladeren, (pientjo genaamd).

De kopjes rijstmeel vermengt men met de dunne santen, (ongeveer tien a twaalf kopjes santen). Dit wordt goed gaar gekookt. Na het koken moet dit beslag dun zijn. De pientjo's warmt men even boven den wasem in een koekoesan, daarna neemt men ze er uit en doet er een laagje fijngesneden javaansche suiker in en hierop een paar lepels van boven beschreven beslag. Vervolgens kookt men de dikke santen met het paar lepeltjes rijstmeel tot een dikke saus en doet hiervan een a twee lepels op het beslag in de pientjo's.


vorige pagina | inhoud | vorige pagina