Fiammetta: Noodlot. Oorspronkelijke Indische Novelle. In: Bataviaasch Nieuwsblad, 1902 Dinsdag 3 juni 1902 - aflevering 3
Toen van Rhoden terugkwam in de fabriek, staken de employé's de hoofden bij elkander, fluisterden en keken hem toen lachend aan. "Boffert," riep de machinist Valte. "Al terug?" "Wat bedoel je daarmee," vroeg Frank, even de wenkbrauwen fronsend. "Wel, mijn beste, ik wil maar alleen zeggen dat je groote kans hebt, spoedig onze gebieder te worden, daar onze gebiedster je drommels graag lijden mag, naar het schijnt." "Och wat," bromde hij. Maar men plaagde hem met zijn verbazend geluk. Vóór de fabriek hield het gerij der karren niet op, die riet kwamen brengen. Zij werden op de weegbrug geplaatst en gewogen onder toezicht van een opziener, die scheel zag en doorgaans een dikke pruim tabak achter de kiezen had. Van daar werd het riet gebracht naar den molen om vermalen te worden en de berg riet, die vóór het ijzeren monstertje lag, werd steeds hooger. Het groote vliegwiel draaide als een reusachtige zwarte vleugel, duizelingwekkend vlug, en zij die erlangs gingen, pasten wel op niet te dicht in de nabijheid te komen. Het roepen en schreeuwen der en in- en uitloopende werklieden en karrevoerders en het gesnor der machines deden aan een reuzen-bijenkorf denken. Men ging intusschen voort, in het gezellige hoekje, waar de employés stonden, Rhoden te plagen, totdat hij erg boos keek en haastig wegliep. "En hoe gaat het met je nichtje, Meye ?" vroeg Valte nu. Meijer schudde verdrietig het hoofd. "Dorothea gevoelt, zich nog altijd even ongelukkig. Het arme kind!" Meijer veegde zich met zijn zakdoek een denkbeeldigen traan uit het oog. Valte barstte los in een onbedaarlijken lach, waarmede de anderen instemden. "Jelui hebt geen gevoel," riep Meijer kwaad, terwijl hij aanstalten maakte om ook heen te gaan. Valte, die spijt, had van zijn onbeleefd lachen, greep hem evenwel bij den arm en ging niet hem. "Wel, wat heeft juffrouw Thea dan weder," vroeg Valte, terwijl zij de fabriek verlieten. "Och, weet ik het? Wie kan lezen in een meisjeshart?" "Niemand, mijn waarde," antwoordde de machinist, kluchtig het hoofd schuddend. "Als het een boek was, dan zou iemand het kunnen beproeven, al was de druk nog zoo klein en do inhoud nog zoo geheimzinnig." "Nu, ik wil je wel vertellen dat zij diep ongelukkig is. Zij heeft voor altijd haar rust verloren. Ik alleen weet hoe zij lijdt, hoewel zij het tracht te verbergen. Zij zoekt haar troost in de muziek en de treurmarsen van Chopin speelt zij nu al heelemaal uit het hoofd. Het doet mij zeer als ik er aan denk. Want ik heb haar lief als was zij mijn eigen kind." "En wie is de snoodaard die de oorzaak is van zooveel verdriet?" "Je bent een vriend, Valte, en daarom wil ik het je wel zeggen. Het is Rhoden, die haar eerst met valsche beloften heeft gevleid en haar nu niet eens meer aanziet." Valte meesmuilde. Immers het was bekend hoe Frank op een bal in de sociëteit, waarbij Thea als muurbloem dienst deed, zich over haar ontfermd had door eenige malen met haar te dansen. Na welken tijd Thea zich gerechtigd, had gevoeld Rhoden als haar ridder te beschouwen. Toen Frank evenwel vergeefs op zich wachten liet en evenals te voren slechts zelden bij Meijer kwam, begon zij zich in te beelden, dat zij een ongelukkig, bedrogen meisje was en speelde dag aan dag de somberste stukken op de piano, terwijl zij soms de wanhopigste minneliederen uitgalmde. Zij traden het nette huisje van Meijer binnen, waar Thea hen tegemoet kwam. Thea zag er, ondanks haar denkbeeldig, verdriet, gezond en frisch uit. Zij schonk thee en presenteerde koekjes die zij, om haar leed te vergeten, zelf gebakken had. En Valte vond haar een allerliefst meisje en Rhoden een "stommeling," die den edelsteen niet wist te waardeeren, omdat hij niet was gevat in goud. (Wordt vervolgd).
inhoud | vorige pagina | volgende pagina