doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Fiammetta: Noodlot. Oorspronkelijke Indische Novelle. In: Bataviaasch Nieuwsblad, 1902
Woensdag 4 juni 1902: aflevering 4


Reina zat in de lage vensterbank en staarde droomerig naar buiten, waar de vallende avond liet fraaie landschap vóór haar, dichter en dichter hulde in een geheimzinnig duister. Reeds was de bergketen, welke den achtergrond vormde, bijna geheel onzichtbaar want haar wazig blauw was allengs in diep zwart veranderd. Enkele sterren werden zichtbaar. Over den weg liep traag een kudde karbouwen die zich verlaat had. De kleine hoeder ging er naast, klappend met zijn zweep en schreeuwde luid zijn "ajo! ajo!" als een van de boesten blees staan on geen lust scheen te hebben mede te gaan.
Wat wilde hij haar toch komen zeggen? Den gansenen dag had zij hierover gepeinsd. En met blijden schrik dacht zij telkens aan zijn kus. Zij had zich niet vergist, hij had haar lief! Hij kwam dezen avond, gewisom haar te vragen zijn vrouw te worden. Want wat zou hem te beurt gevallen zijn?
En zij zou dan "ja!" zeggen met geheel haar hart. O, zij zou dan niet vergeefs geleefd hebben. Haar leven, waarvan zoovele jaren in eenzaamheid en lijden weg zou voortaan een doel hebben. Zij zou voor hem eon liefhebbende en zorgzame vrouw worden, wie niets te veel zou wezen om zijn huis zonnig en gelukkig te maken.
De lampen werden opgestoken.
Sloffend trad haar schoonzustor do kamer binnen: "Weet je ook waar Frits is, Reina?"
"Hij is even naar do fabriek, denk ik", antwoordde zij.
Reina wendde haar blikken weder naar buiten, liet was zoo onaangenaam gestoord te worden, als men met zijn gedachten alleen wïlde zijn.
Mevrouw Torborg nam aan de ronde tafel plaats en maakte zich gereed om eenige tijdschriften in te zien.
Een zwerm kleine torren vloog door het raam en danste genoeglijk gonzend om het licht. Enkele waagden zich soms te dicht bij de lamp en vielen dan spartelend neder.
"Ik begrijp heusch niet, waar Frits blijft,"zei de lezende, knorrig van haar boek opkijkende. Voetstappen klonken door de gang en weinige oogenblikken later had Frits Terborg, die hier administrateur was en bij zijn zuster inwoonde, het vertrek binnen.
"Weet je, wat ik gehoord heb, Reina,"; sprak hij na beiden vluchtig gegroet te hebben; van Rhoden gaat ons verlaten. Hij wordt administrateur van Randoe-Sarie. In het geheim heeft hij om die betrekking gevraagd."
Doodsbleek had zij toegeluisterd, haar hand op haar wild kloppend hart leggend. Hij ging heen! Verliet haar! Hij had haar dus niet lief!
"Rhoden komt zoo meteen om het je zelf te zeggen,"vervolgde haar broer achteloos, terwijl hij de courant opeuvouwde.
Zij hoorde hem niet meer, want reeds was zij naar buiten gesneld. De echtgenooten keken elkander aan. Terborg haalde zijn schouders op, onverschillig een deuntje fluitend.
"Het doet mij leed voor Reina," zei mevrouw Terborg medelijdend. "Ik hoop dat alles nog terecht komt."
"Jelui vrouwen praten ook maar, alsof je niet wijs bent," barstte haar echtgenoot los.
"Van Rhoden is geen partij voor Reina. En ik vind het uitstekend dat hij de plaat poetst." "Och wat," smaalde zijn vrouw, "Otterlo was een goede partij en was Reina gelukkig met hem?"
"Nu, in elk geval heeft hij haar goed bedacht in zijn testament."
"Ja, maar ik geloof dat je zuster voor het dubbele van die erfenis niet nog eens die vreeselijke jaren zou willen doormaken."
Mevrouw keek haar echtvriend strak aan met haar kleine, grijze oogen en hij wendde beschaamd het hoofd af.
"Ha daar is van Rhoden," riep hij en met uitgestoken hand liep Terborg den employé tegenmoet, die vlug de trappen opsprong.
Zij wenschten hem geluk met zijn benoeming en de goedhartige mevrouw Terborg kon niet laten te zeggen hoe het haar speet dat hij heen ging. Frank luisterde nauwelijks. Reina kwam niet! Was zij boos en gevoelde zij zich beleedigd omdat hij zich dien morgen door zijn hartstocht had laten vervoeren en zoo brutaal was geweest? Hij werd angstig en wrevelig.
"lk geloof dat mijn schoonzuster hoofdpijn heeft, mijnheer van Rhoden," zei hij, kleine vrouwtje, toen zij zag hoe Frankss oogen verlangend naar de deur keken als verwachtte hij Reina te zien binnentreden.
Terborg sprak over den aanplant op Randoe-Sarie en prees den landheer, dien hij heel goed kende en niet wicn hij vroeger had samengewerkt. De minoeman werd binnengehracht en mevrouw schonk in. En terwijl de administrateur sprak en zijn wijsheid luchtte over riet en landbouwzaken, keek de jonge man steeds steelswijze naar de deur.
"Het volk daar in die streken, is niet zoo zachtaardig en onderworpen als hier. Ik herinner mij hoe voor eenige jaren een opzichter door ketjoes werd doodgeknuppeld. Zij werden opgepakt en niet lang daarna opgehangen, maar daarmede kon men den armen man niet levend maken en zijn ongelukkige vrouw en kinderen waren tweh maar hun kostwinner kwijt."
"Erg hard voor die stumperds," zei Frank. "Mijn persoontje zal als zulke woestelingen lust krijgen mij dood te knuppelen, niet zulk een leegte achterlaten," voer hij voort, schertsend maar met een mismoedig lachje.
"O, nu zijn zij daar bedaarder. Zij hebben ingezien dat de negri niet met zich laat spotten." In de gang sloeg de hangklok acht en van Rhoden durfde ziju bezoek niet langer rekken. Zuchtend rees hij op van zijn stoel, nam afscheid, verzocht zijn groeten over te brengen aan mevrouw Ottcrlo en loom liep hij de trappen af, den tuin door. (Wordt vervolgd).


inhoud | vorige pagina | volgende pagina