doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

mevrouw Koopman: Het paradijs der vrouwen. Tegenschrift op Bas Veths' "Leven in Indie"
's-Gravenhage: N. Veenstra, 1900


[69:]

Iets over den Indische handel en nog wat.

Zooals de waard is,
beschouwt hij zijn gasten.

"In het Vaderland leeft ge, omdat ge er geboren zijn en opgevoed, in het land, waar ge opgroeide, zonder te weten, dat een goudtientje meer waard is dan een gulden."
O, heilige onnoozelheid!
Sedert onheuglijke tijden is de Hollandsche krenterigheid spreekwoordelijk geworden.
Een kind, nauw de luiers ontwassen, weet reeds de waarde van een cent.
De eenige troost voor harden arbeid, voor zwaar werken onder de verzengendetropen hitte, is het geld. Het lieve geld, waar in Europa voor wordt gebogen en gekuipt.
Wordt er in Indië geïntrigeerd voor f 1000, hier doet met het voor f 10.

[70:]

Hollandsche krenterigheid, neen hollandsche armoede, hollandsch bedelaarsverguldsel.
Ziet ze zich verdringen om een baantje; als hongerige gieren staan tientallen mannen aan de deur van het een of ander kantoor.
"God, wat is er te doen?" vraagt de voorbijganger zich af, en één uit de menigte antwoordt:
"Er wordt een klerk gevraagd; in de advertentie staat: "In persoon zich aan te melden om 9 uur 's morgens."
De voorbijganger kijkt op zijn horloge:
"Maar 't is nu pas 8 uur."
Het doet er niet toe, the strugglers for life verdringen zich daar om er de eerste te zijn.
Pas acht uur, en reeds tientallen voor de deur, ze groeien met elke minuut aan.
Woedende afgunst glinstert uit de holstaande oogen.
Wie zal gekozen worden uit die velen?
Als eindelijk de deur geopend wordt, stroomt de menigte, in zuchtend gedein, krampachtig zich wringend, de een voor den ander, naar binnen,

[71:]

De deur sluit zich achter het eerste gedeelte der vloedgolf.
Buiten wachten nog de tientallen hongerigen, en buiten giert de Noordenwind.
Weer gaat de deur open.
Teleurstelling, afgunst zetelen op het aangezicht der uittredenden, allen vreemdelingen voor elkaar, één werd gekozen.
Zij trekken weer terug naar hun holen, enkelen slenteren de stad in, om een baantje te bemachtigen, bij anderen komt het voornemen tot rijpheid om te stelen.
Vóór de spiegelruiten ligt aanlokkend het Hollandsch witte-brood, blank en wit en geurig.
Zalig zijn de bezitters.
De hongerigen zien schuw om zich heen.
Aan heteinde van destraat glimt en flikkert de helm van een klabak. Er afblijven mannen! Naar huis, naar uw vrouw, naar uw kineren, die u zullen smeeken, om een bete broods.
Vrouwen?
Kinderen?

[72:]

Waarom trouwden ze, die ongelukkigen?
Ook in hen brulde eenmaal het wilde beest.
De westersche liefde maakte hun echtgenoot, vader.
"Gaat toch niet naar Indië, Hollandsche jongens en meisjes!
Blijft hier amoe lijden in uw lieve vaderland! Laat ze op de waarschuwingen van den heer Veth terugkomen, die daar bezig zijn aan hun droom. Wek ze!
En voert ze terug, laat ze meedingen in het land, waar ze opgroeiden zonder te weten dat een goudtientje meer is dan een gulden; en laat ze het dan leeren.
Komt toch, gouveneurs-generaal! De tramknacht van den Dam met zijn vroolijk belletje heeft 't veel beter.
Hij was een van de gelukkigen, die het voorrecht genoten om aan het belletje te mogen trekken. De honderdtallen afgewezenen zijn teruggekropen in hun holen, gij ziet ze niet, die hongerige wolven, die loeren op een buit.

[73:]

Straks vermoorden ze elkaar, waarom niet?
Zijn ze niet even goed als iedereen? Fatsoenlijke, brave menschen crepeeren van gebrek; maar laat ze toch vooral niet naar Indië gaan en uit hun transparante omgeving en luchten straks in aanraking komen met het Indische vuil.
Blijft toch in Europa, onderwijzeressen, die in Indië een luitenants-tractement en f 60 huishuur per maand onmiddelijk kunt verdienen, en voor elke privaat-les, die ge eens in de week geeft, per maand f 25 kunt in rekening brengen. Gij juffertjes, die hier met uw hulpacte en sjovele japonnetjes blij moogt zijn, als het een of ander familielid u eens iets toestopt, waarvoor ge dan zoo vernederend danken moet. Gij, die in Indië voor f 90 's maands algeheele verzorging hebt in uw hotel of commensalenhuis en na één uur vrij zijt uw dag te besteden, zooals gij wilt; gij die daar evengoed ten hove genoodigd wordt, als uw mannelijke mede-ambtenaren, gij die misschien een huwelijk kunt

[74:]

doen, omdat een man in staat is u te onderhouden. De westersche pretendenten durven niet naar u omzien uit angst voor den honger, die hen daarbij tegelijk tegengrijnst. Neen, blijf toch vooral in Holland, vunsmenschen! En wentelt u liever in het hollandsch vuil. Die winterkou is zoo versterkend als gij met uw rommelige maag, met lucht, in stede van met boterhammen gevuld, den toch af gaat leggen naar uw school. Een meewarig lachje plooit uw lippen, bij de nadering van de lentezon, die u minder verbruik van kolen belooft, welke ge toch niet kondt ontberen om uw verkleumde leden te ontdooien.
Blijft in Holland en wordt dichters, geleerden, kunstenaressen, en houdt uw hart ontoegankelijk voor den geldduivel. Beschouwt hier de groote handelssteden en zie wat of er gebeurt. Loeren die lieden daar niet op een kans om door hun handelsbedrijf rijk te worden? En de kunstenaars, de schrijvers, de dichters, zijn ook zij er niet op bedacht, hun materieelen positie te verheffen?

[75:]

Is de heer Veth bezig hier zijn Indische droomen voort te zetten en verbeeldt hij zich een toestand, waarin de Hollander zich spiegelt aan de vogelen des hemels en de leliën des velds, die zaaien noch maaien, noch spinnen.
"Tractement, promotie, geldverdienen, zijn de emblemenn in Ned. Indië", zegt hij.
Zijn ze dat niet in Europa?
Is er een werelddeel, waar met meer honger wordt gesmacht naar promotie dan in Europa en voornamelijk in Nederland?
Het is heel gemakkelijk, als men zelve de schaapjes op het droge heeft en geen flauw denkbeeld zich kan vormen van de klagende ellende, die in Holland, onder de zoogenaamde voorname standen, wordt geleden, om te schreeuwen "ga er niet heen! ga er niet heen!" Waarom is de heer Veth niet teruggekeerd om tramkoetsier te worden?
"Ondanks het gezwoeg om geld te verdienen of promotie te maken - het heel leven wordt daaraan verknoeid - hebben toch velen in

[76:]

Indië, vooral vele ambtenaren en officieren, soms tot in de hoogste rangen schulden.
Bij de personen van lagere rangen is het tractement inderdaad veelal te klein om er van rond te komen, vooral wanneer die lieden getrouwd zijn en kinderen hebben."
In het begin van mijn tegenschrift toonde ik reeds aan, hoe een luitenant in Indië, toch zeker niet een der met hooge tractementen bevoorrechten, gehuwd kan leven en zeer dikwijls van zijn inkomen zelfs paard en rijtuig kan houden.
Gaat men naar Indië als ambtenaar of officier, dan is hiermee toch niet voor goed de leuze "tering naar de nering zetten" uit de dagorde geschrapt.
Een luitenant, die vrij wonen heeft en zijn tractement, kan zelfs getrouwd en met kinderen in Indië zeer goed leven: niet dezulken, die zeggen: Een glas wijn aan tafel komt me toe, dit heb je noodig in Indië. De Indische groenten kan ik niet eten, vrouw laat vanavond maar

[77:]

een blikje openmaken, er staan nog asperges in de goedang en patrijzen.
Zelfs hoofdofficieren zonder kapitaal, gehuwd en gezegend met kinderen, kunnen in Europa zich luxe als wijn en patrijzen enz. niet veroorloven. Het moge zijn bij feestelijke gelegenheden, maar overigens leeft men in Holland, zelfs de kapitalist, zéér, zéér eenvoudig.
De Hollanders op weg naar Indië, verkeeren maar al te zeer in den waan, dat zij gedurende hun omzwerving in de tropen, een luilekkerkand-leventje moeten leiden. Hollanders kunnen zich geen voorstelling maken van de fijne delicatessen die, in het vaderland nauwelijks bekend, in Indië reeds als het meest gewone worden geconsumeerd. Niet ten onrechte hoort men allerwege: "In Indië leeft men materieel veel beter."
Aan een intiem dinéetje, dat gemiddeld om de veertien dagen bij het meerendeel voorkomt, is het geen zeldzaamheid dat er zeven à acht blikjes worden geopend.

[76:]

Na de croquetten steeds vier gerechten en een pudding, eigenhandig door de gastvrouw
gemaakt.
Op de kristallen of glazen choteltjes dessert, praline, bruidsuiker's en dergelijke.
Ze kosten alle f 2,50 en soms f 4 per kleine stopflesch en zijn van prima kwaliteit, door de beste Europeesche huizen ingevoerd.
Als u een pousse café wordt aangeboden, hebt ge de keuze tusschen 8 à 10 verschillende
likeuren, ze worden u ontkurkt aangeboden, door den spada die in zijn fleschenmand de etiquetten van chartreuse, Benedictiner triple-sec, marasquin, kirsch enz, naar u toewendt.
Op Hollandsche kapitalisten, ten minste op sommigen, zal dit weinig indruk maken, op degenen echter uit wier midden de meesten den Oceaan oversteken om fortuin te maken - of liever om hun positie te verbeteren, wat tegenwoordig meer voor de hand ligt - misschien wèl. Onder hen, vindt men toch weinigenen, die wijn als een levensbehoefte beschouwden.

[79:]

Nauwelijks gewoon aan de luxe aan boord en in de meeste Indische hotels of ze wenschen hun eigen huishouden op gelijke leest te schoeien.
Het Hollandsche kromliggen gaat er uit en wordt vervangen door een leger eischen, die hen, zoo hoort men beweren, van rechtswege toekomen.
Waarom maakt de eene luitenant, die in dezelfde condities verkeert als zijn collega, beren en de andere noet?...
"De indische handel betaalt tot nu toe zijn diernaren tamelijk goed en er bestaat nog kans op promotie en op terugkeer na tal van jaren.
Er zijn echter al tekenen van verval. De Duitsche firma's betalen gewoonlijk hun personeel slecht en voor dit personeel is de tijd van armoe lijden in de Oost haast aangebroken.
"Een Europeean kan van f 150 of f200 in de maand in Indië niet behoorlijk leven."
Welnu, het is toch beter in 't land, waar kou noch gebrek heerscht, van f 150 à f 200 te leven, dan in Holland van gebrek om te komen.

[80:]

Doch wees gerust lezers, de toestand van gebrek lijdende Europeanen in Ned. Indi/E zal binne neen tientl jaren in zijn vollen omvang aanbreken.
Men richte slechts scholen op voor den bruinen broeder, men stelle hem slechts gelijk en doe hem deelachtig worden de privilegiën van het blanke ras: de wetenschap.
In den kortst mogelijken tijd zullen de Duitsche en andere firma's hun employés niet meer bezoldigen met f 150 á f 200 's maands.
De concurreerende bruine broeder biedt u voor veel minder zijn diensten aan, hij zal het gehate blanke ras verdringen.
Hem lokken en verblinden geen patrijzen en asperges als een Tantalus plaag. Zijn rijst met sambal is hem genoeg, hij is in zijn eigen land.
De wijnen en likeuren, de geliefkoosde kostbare whisky soda zijn geen levensbehoeften voor hem.
Hij zal socialistische bladen kunnen lezen en verstaan, en hij zal zich ontwringen aan

[81:]

de teugels van het Europeesche gouvernement.
"Gelijke rechten" zal ook dáár op de banieren schitteren en de orlogskreet zijn, die Nederland eenmaal tegenklinkt.


vorige pagina | inhoud | vorige pagina