doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

E. Overduyn-Heyligers: Als de Sennah's bloeien
Den Haag, 1924 (eerste dr. 1910)


[3:]

HOOFDSTUK I
Djójó

't Was in den namiddag.
In wijde eenzaamheid lag het landschap, waarover zwaar de hitte stond; in roerlooze zenging doemend alles tot volslagen rust.
Slechts de bloemen uit de hooge sennah-kruinen geurden uit essence, die overvulde de warme atmosfeer.
Van de witte huizen waren gesloten de donkergroene jaloezieën, en dat vermeerderde nog den indruk van verlatenheid. Geen boom bewoog zich, geen blaadje ritselde, alles stilte en eenzaamheid.

Over den kleiweg schokte langzaam een kleine onooglijke kar, voortgetrokken door een buffel, die loom, den kop omlaag, in tragen gang, de stevige pooten verzette; soms even de groote domme oogen wendde, als geplas van een enkelen inlander, die een bad nam, in de langs den weg stroomende rivier, in hem 't verlangen opriep om zich insgelijks onder te dompelen in 't water.

[4:]

De karrevoerder lag achterover geleund tegen het vrachtje, waaroverheen schuttend boog een attap dakje en waaronder zijn hoofd, als uit een diepe nis, even opdook; donker in de diepte van schaduw.
Het zweepje in zijn hand tipte telkens vluchtig over den geweldigen rug van het trekdier, als bij een oneffenheid van den weg, de kar ruw opschokte en de halfgeloken oogen van den voerder zich even sperden.
Dan zonk hij weer terug in zijn zoet gemijmer, waasde voor hem het doffe groen van de koepelende sennahlaan, die hij inreed. De hooge boomtakken in de lucht strengelden zich samen en bogen schuttend over den breeden rijweg, waarlangs, achter de mooi aangelegde erven, uit het pluimsel van rottan en bamboe, de houten, op palen gebouwde huizen, opdoken.
Heel aan het eind, in perspectief van groen, blankte op, waar hij moest wezen: het eenige steenen huïs. Luchtig er vóór verhief zich een vlaggestok, te midden van een grasveld, op het punt waar de wegen zich kruisten, de sennah's eindigden, afgesneden door een laan van tjemara's.
Het krakend gepiep van de voortsukkelende kar doorsneed schril de stilte, deed even op

[5:]

zien de dwangarbeiders die de erven, als straf voor zwaar vergrijp, onderhielden, even het wieden staakten om de kar na te oogen, een groet te wisselen met den voerder, die loom voor zich uit staarde, welbehaaglijk om zijn heerlijk schokkend daarheenrijden, terwijl zij daar in rusteloozen zwoeg, moesten arbeiden en straks in het oerwoud hadden te gaan om hout te hakken, dat tot brandstof moest dienen voor de keukens.

Bij een der erven hurkte neer een Javaan, het strootje tusschen de slanke vingers. Naast hem lag het juk met de waterblikken, waarmee hij aanstonds tot de rivier zou afdalen om water te scheppen voor de badkamer.
Op gebruikelijke wijze, alhoewel zij elkander onbekend waren, wisselde hij met den karre-voerder een groet, deed de gewone vraag:
- Waarheen, vriend?
De andere antwoordde, nauwelijks verstaanbaar, wijzend met zijn zweepje in de richting van de controleurswoning.
De Javaan, een dwangarbeider, jong, sterk gebouwd, bleef peinzend den wagen nastaren.
Wat benijdde hij den voerman diens vrijheid! Vrij in de heerlijke natuur te kunnen rondloopen; niet altijd achter zich te weten

[6:]

de zware ijzeren grendels van de loods, waarin de gestraften hun nachtleger hadden, en waarin zij bij zonsondergang werden opgesloten,
's Morgens het oog van den dag de aarde te zien beschijnen en 's avonds die achter de bergen te zien ondergaan. Wat een weelde! Die je pas op prijs stelt, als je ze moet derven ....
Hij zuchtte.
Zes jaar was het vonnis geweest tegen hem. 'n Eeuw leek 't wel, voor men zijn straf had uitgeboet. Hij snakte er naar die gehate blauwe misdadigersuniform te mogen verwisselen voor zijn geliefde kleeding: de kunstig gebatikte sarongs en hoofddoeken.
En toch hij mocht zich bevoorrecht rekenen.
Door zijn goed gedrag in de gevangenis behoorde hij onder degenen, die al heel spoedig werden aangewezen als tuinman bij de Europeesche ingezetenen.
Daarvoor kreeg hij behalve meerdere vrijheid van bewegen, ook nog twee dollar in de maand als extra belooning.
Van dat geld had hij zich al heel wat kleeren gekocht en die te bewaren gegeven aan Naïlah, de kokkie van het huis; want den gestraften is het niet geoorloofd iets mee te nemen in het kettingkwartier.

[7:]

Nu raakte zijn straftijd bijna verstreken, zou hij mogen terugkeeren naar zijn geliefd Java. Zoo vaak hij daaraan dacht, verviel hij in zoet gemijmer, bleven zijn handen werkeloos, terwijl een kinderlijke glimlach zijn gelaat verhelderde.
Hij zou op Java een nieuw leven beginnen, zijn rijstvelden bebouwen, deel hebben aan die dagen van vreugde, als de lach weerklonk over de gouden schoven en zij in den dienst van de godin Dewi Sri de zware halmen te zarnen zouden binden.
Niemand zou daar weten of hem zijn misstap verwijten.
Het was nu wel lang al geleden, maar de herinnering lag nog pijnlijk in zijn geheugen, van het ontzettend gebeuren, toen ....
Toen hij zich had laten gaan in toomlooze drift en zijn oogen werden verduisterd. Waanzinnig was hij geweest, toen hij den dolk stootte naar 't hart van zijn kameraad.
Hij wilde er niet aan terugdenken ... De herinnering gaf hem weer dien tintel in zijn vingers ... en hij wilde niet. ... Hij wilde niet ....
Hij wilde gelukkig zijn .... en vrij.
Een voordeel, dat zijn slachtoffer in het

[8:]

leven bleef, anders zou nog veel zwaardere straf hem gewacht hebben.
Zes lange jaren dat het hem verboden was geweest wapens te dragen. O als hij daaraan dacht, scheurde er iets in zijn ziel . . ,
Maar nu was dat alles voorbij, verbergde Naïlah, de vrouw van Rachmat, voor hem, een kunstig gedreven kris, in haar koffer.
Met niets dan zijn misdadigersplunje werd hij gedeporteerd van Java naar hier.
Dat was altijd de onmiddellijke straf op de misdaad.
Vér, vér, werd je weggebracht van je geliefden geboortegrond, om als zwoegvee opgesloten te worden en in den vreemde de straf uit te boeten, En hoe goed trof hij het niet, dat hij, in stede van aan de wegen te arbeiden, mocht werken als tuinman bij de Europeanen...
Neen, het lot bleek hem gunstig te zijn geweest.

Hij rekte zich uit, wierp het strootje weg en zag op, mat den tijd naar den stand van de zon.
Heerlijk, nog vroeg, en hij had niet veel te doen.
Voor een geheele week lag het hout gekapt, behoefde hij niet meer naar de wildernis;

[9:]

straks, wanneer Naïlah ging koken, zou hij nog wat van het gedroogde hout voor haar kloven', en zou hij haar vragen hem nog eens zijn schatten te toonen.
Met welgevallen overzag hij de bloeiende perken.
Het zag er wel alles goed uit ...
Hij had een koele hand, zei mevrouw tegen hem. Alles, wat hij plantte, groeide welig op.
Hij stond op, liep naar een gardeniastruïk, plukte eenige witte bloesems; en zette zich op het lage muurtje, dat aan den ingang de breede sloot overbrugde, Den laatsten tijd droeg hij bij zijn tumwerk een eigen gekochten gebatikten hoofddoek, dien hij, in fijne plooien, kunstig te zamen wond tot een hoofddeksel.
Dit nam hij nu voorzichtig van het hoofd, bezag het met welgevallen, terwijl een glimlach weer kwam op zijn mooi jong gezicht.
Dan stak hij de gardenia's tusschen de plooien en plaatste den doek heel voorzichtig op het hooïd. En blij, getooid met die blanke welriekende bloesems, zag hij den zon-beschenen weg op, knipperde met de oogen tegen de hitte.
Op zijn naakt bronzen bovenlijf parelden fijne zweetdruppeltjes.
Oeah! 't was warm ....

[10:]

>Heerlijk liet hij zich gaan in bewustheid van opperste weelde, nam weer een strootje uit zijn gordel en stak het aan. Zijn droom-oogen overzagen loom den weg, waaraan werkte, langzaam vorderend, een ploeg dwangarbeiders. Dat waren de makkers, die onder toezicht van een mandoer arbeidend, straks na volbrachte dagtaak door een touw te zaam gebonden, hun kettingkwartier gingen opzoeken.
En hij ? ...
Hij lachte tevreden.
Hij hoorde op het achtererf met een doffen slag een deur dichtslaan.
Dit moest Naïlah zijn, die nog was gebleven om haar keuken schoon te maken.
Hij hoorde al den weibekenden schuifelenden gang van haar rappe voeten, en zag om naar de donkere vrouw, die het hoofd met den slendang gedrapeerd, het erf afkwam.
- Ben je zoo laat klaar vandaag, joe ? vroeg hij, toen ze hem naderde.
Naïlah trok met de schouders,
- Je hebt geen haast om naar huis te gaan, als je er niet welkom bent, kang Djójö.
Even flikkerden Djöjó's oogen, toen zag hij haar aan, fel doordringend,
Naïlah voelde zijn blik, hield haar oogen neergeslagen.

[11:]

- Wat is er?
- Vertel 't mij, drong Djójó aan, kinderlijk lachend.
- Straks .... nee, van avond.
- Van avond, als ik opgesloten ben in de misdadigersloods, schamperde hij.
- Nou, wees niet boos, Djójó, ik dacht er liet aan; en nu ben jij al geen misdadiger meer. Ik vergat, dat je nog niet vrij bent . ., over eenige dagen, hè ... je bent welgemoed.
- Gelukkig ja; maar de vrijheid ontbreekt ne nog altijd.
En dichter naar haar aandringend - zeg eens,Naïlah,heb je hartzeer om die Bataviasche Moonah?
Ze keek hem vorschend aan, en Djójó zag voor het eerst den fellen gloed in haar fluwveelen oogen.
- Hoe weet je? ....
- O ik weet niets; ik dacht zoo maar, omdat de mannen verzot op haar zijn . . .
- Jij ook?
- Ik niet.
Hij lachte flauwtjes, schopte dan verlegen met de zool van zijn blooten voet tegen een een boomstronkje. En beiden zwegen ....
- Nu, ik ga nu maar weg. Als je straks

[12:]

klaar bent met houthakken, zal ik je weer je kleeren laten zien en dan, . . . zal ik je wat vertellen .... Djójó knikte, een jubel lichtte in zijn oogen.
- En jij, Djójó? Jij draagt bloemen in je hoofddoek ....
- Mijn hart is licht, Naïlah, ik ga weer terug naar ons land;. . . ik verlang Java terug te zien. . .
Naïlah knikte.
Ze lachte en vertoonde een rij afgevijlde zwartgemaakte tanden. Zich drapeerend met den afgegleden slendang zei ze coquet. . .
- Tot straks, Djójó; ik kom vroeg terug. Djójó knikte als in gepeinzen.
En droomend nam hij zijn juk met de waterblikken, en legde het over zijn schouder, en zoo daalde hij af naar de rivier in tragen slentergang, naoogend de donkere, gesluierde gestalte van Naïlah. . .


vorige pagina | inhoud | vorige pagina