Annie Foore: De Van Sons 's-Gravenhage: Henri J. Stemberg, 1881
[157:]
XL.
De dag moge in lndië zijn als overal elders, vol proza en werkelijkheid, vol lijden en ontberen, nergens vindt men de zoete liefelijkheid, het goddelijk schoon van den Indischen ochtendstond weder. Zuiver en frisch is de atmospheer; geen rook van fabrieken, geen vuile dampen, opstijgend uit overbevolkte steden... slechts bloesemgeur draagt ze met zich voort. Het stampen en razen van machinerien, het geschreeuw van hongerige kinderen, het gekijf van twistende kooplieden wordt niet gehoord; slechts het verwijderd ruischen van den waterval in het gebergte of het vroolijk gonzen der insecten in het eeuwig frissche groen. De wereld ontwaakt om te genieten, witte, donzige wolkjes stoeien met de toppen der bergen, wier donkerblauw heerlijk afsteekt tegen het doorzichtig azuur des hemels; de aarde als met nieuwe jeugd en nieuwe frischheid beschonken door den nachtelijken regen, wacht glimlachend op de zonnestralen, die nu nog spelen in het glanzend groen der palmen, maar straks zullen neerdalen om de bloesems te ontplooien, de rozen en melatti's nieuwe geuren te schenken.
[158:]
Rustig en tevreden wandelt de Europeaan, wien straks bureau, kantoor of toko wacht met vrouw en kind tusschen zijn bloemen; vroolijk neuriend slaat de inlander den sarong om de leden en spoedt zich naar den stroom om door een heerlijk bad zijn krachten te herstellen; alles geniet van de vredige stilte, de liefelijke rust, die het gloeiend hoofd van het geslingerd menschenkind zoozeer behoeft, de rust, die treurenden vertroost, ontevredenen tot kalmte brengt, gelukkigen een juichtoon in het harte legt, luider dan het vogelenkoor hem aanheft in het dicht geboomte. Dora heeft, hoewel allerlei zorgen en bezwaren haar kwellen, den heerlijken morgen begroet als het begin van een feestdag. Want straks verwacht ze Emile thuis, en is het voor den vermoeiden reiziger feestelijk reeds van verre dierbare handen te zien wuiven en dichterbij gekomen de zoete muziek te hooren van Emy's "dag paatje!" voor haar is het niet minder feestelijk, telkens te turen langs den weg of hij nog niet komt, de mooiste bloemen uit den tuin te plukken, de lekkerste schotels gereed te maken, hem te bedienen of hij van een verre reis kwam, mee te troonen in een gezellig hoekje, een verslag te vragen van zijn wedervaren, en eindelijk te vertellen hoe Emy in die twee of drie dagen weer bewijzen heeft gegeven van een buitengewoon verstand, een buitengewone liefheid, of een van de vele buitengewone eigenschappen, die een gelukkige moeder bij haar eersteling ontdekt. Heden niets van dat alles. Emile kwam thuis, bleek en huiverig en al de goede zorgen van zijn vrouw konden niet verhinderen, dat hij
[159:]
weldra door rillingen bevangen, binnen het half uur na zijn terugkomst, met een harde koorts te bed lag. Maar dokter Broks, in alle haast geroepen, en mevrouw Broks, die onmiddelijk naar "den goeden jongen" kwam kijken hadden eer van hun bemoeiingen; acht dagen later zat hij geheel hersteld in zijn voorgalerij. "Ik was al zoo ongerust," zegt Dora met zijn hand in de hare en een bezorgden blik op het wel wat vermagerd gelaat. "Dacht ik het niet," lacht hij. "Ik merkte al dat je zoo stil en ter neergedrukt waart." "Maar je was die eerste dagen hard ziek." "Och neen, kind, die ziekte van me had niet zoo heel veel te beteekenen, maar ik heb me al een heelen tijd ontstemd gevoeld en dat schijnt op mijn gestel gewerkt te hebben. 'k Behoef je niet te zeggen, Dora, 't is geen prettig dienen, dat ik hier doe, en ik word in den laatsten tijd zoo geslingerd, dat ik niet meer weet wat ik doen of laten moet. Aan den eenen kant staat de bevolking, die ik zoo gaarne mijn hulp verleen, aan den anderen de regent en de inlandsche hoofden met hun willekeur en hebzucht. De resident, die mij overigens aantrekt, door zijn goed hart en beminnelijke persoonlijkheid, wordt te veel beheerscht door zijn vrouw, om mijn streven te ondersteunen, en Van Trecht - - - de geheele residentie gewaagt van de schandalen - - - -" "Maar Emile," begint Dora, verheugd dat zich nu de gelegenheid aanbiedt om op het onderwerp te komen, waarvan ze gedurende zijn ziekte niet had durven spreken, "maar Emile, ben je wel zeker dat al die praatjes over Van Trecht waarheid bevatten? Je weet hoe kwaadsprekend de menschen hier zijn - - - hebben we ons
[160:]
misschien niet te veel laten meesleepen door al dat gebabbel? Ik moet je zeggen, dat ik in den laatsten tijd wel wat veranderd ben in mijn opinie over hem. Toen je op tournée waart is hij. . . . ." Er kraakt een voetstap op het grint. "Daar is de postbode," roept Emile, zonder verder de noodige aandacht te schenken aan het betoog zijner vrouw. "Twee brieven! O, de mail is aangekomen! Deze is uit Holland, van Trude..." Haastig breekt hij het couvert open - - - - als hij niet lang daarna het gelaat opheft is dat plotseling verbleekt. "Doralief, een treurige tijding... Maar, niet waar, we konden het verwachten na de laatste berichten..." "Bernard?" vraagt Dora. "Zijn laatste groeten waren voor ons." Zij lazen en herlazen Trudes uitvoerigen brief; zij treurden te samen om den lieven doode en toen in de plechtige stilte van den avond de sterren bij millioenen en nogmaals millioenen werden ontstoken aan den wolkeloozen hemel sloeg Dora de oogen opwaarts en fluisterde van "het huis des Vaders," waarin vele woningen zijn. Er kwam in Gertrudes brief een bladzijde voor, die haar broeder en zuster veel stof gaf tot gesprek. "En nu mijn plannen. voor de toekomst. Je zult er wel "wat van ophooren, maar als jullie het goed vondt, "zou ik gaarne naar Indië komen. Je weet, ik heb ac- "tes voor hollandsch en fransch en kan nog heel veel "onderwijzen, waarin ik niet geëxamineerd ben - kun "je me niet een betrekking bezorgen? "Zeg niet, Emile, dat dit moeielijk gaan zal; ik ben
met heel weinig tevreden. Als ik kost en inwoning "heb en zooveel salaris, dat ik niemand tot last behoef "te wezen, is het voldoende. "Het is voor mij maar de vraag zoo spoedig mogelijk "hier van daan te komen. Er zijn dingen voorgevallen, "die het me onmogelijk maken met papa in hetzelfde "huis te blijven wonen, - - - hoe onmogelijk kan je "daaruit blijken, dat hij er in heeft toegestemd mijn "overtocht te betalen. O lieve broer, je weet niet wat "ik in den laatsten tijd heb uitgestaan, hoe diep bedroefd, "ja, hoe wanhopig ik somtijds wezen kan. - - - Mijn "eenige hoop is nu op je gunstig antwoord; och, schrijf "me toch spoedig, dat je arme zuster je welkom zal "wezen." "Natuurlijk is ze ons welkom, niet waar, man?" "Natuurlijk," zegt Emile. En dan roept hij uit: "O Dora, wat is het toch verschrikkelijk arm te zijn! Hoe gaarne zouden we Trude bij ons houden in plaats van haar na alles wat ze reeds moest ondervinden, onder de menschen te zenden. Maar we moeten het zelf al zoo zuinig overleggen." "Ja, en toch, . Wat zou je er van denken, Emile, als ze bij ons kwam inwonen en lessen gaf; aan Adelaide Broks bijvoorbeeld; de dokter zoekt al lang iemand, die het meisje wat verder zou kunnen brengen. Ook zou ze hier wel muzieklessen kunnen krijgen!" "Ja, dat zou een uitkomst zijn!" "Ten minste zoolang we hier blijven. Maar als we eens worden overgeplaatst " "Overgeplaatst? Enfin, dat is van later zorg! Daar hebben we vooreerst niet veel kans op." "Ben je daar zoo zeker van, Emile?"
[162:]
Emile, verbaasd over dien ernstigen toon ziet op in het bezorgd gelaat zijner vrouw. "Mijn hemel, kind," spreekt hij knorrig, "wat bezielt je toch om telkens met zulke akelige voorspellingen voor den dag te komen? Heb ik niet genoeg om me te ontstemmen, dat jij me nu ook nog het hoofd moet warm maken met allerlei ingebeelde bezwaren?" Dora zweeg en kort daarop trad ze naar buiten onder den donkerenden sterrenhemel. Daar stond ze lang in gepeins verzonken, zichzelve pijnigend met duizend vragen, duizend twijfelingen. Was het een noodlot dat haar de woorden maar niet over de lippen konden komen, die Emile moesten inlichten omtrent het gedrag van den assistent-resident? Of een beschikking misschien? Ze was vast voornemens geweest hem bij zijn terugkomst alles te zeggen en nu was hij reeds acht dagen thuis en nog steeds droeg ze het geheim met zich om. Zij had hem toch in zijn koortsigen toestand niet mogen lastig vallen met praatjes die slechts dienen konden om hem op te winden, en nu, na het ontvangen dier treurige tijding was nu het oogenblik goed gekozen om hem de toekomst donker en vol onaangenaamheden voor te stellen? Was het - hoezeer ze geen geheimen voor haar man mocht hebben - in dit bizonder geval niet haar plicht om te zwijgen? Was het niet beter de zorgen alleen te dragen, dan hem nog daarmede te bezwaren? Had Van Trecht misschien juist gezien toen hij beweerde dat het goed zou zijn als haar man onkundig bleef van de booze plannen der residentsche? Konden ze niet beter op hem werken als hij niets vermoedde? Hij was
[163:]
in den laatsten tijd heftig en prikkelbaar zoodra er van den assistent-resident sprake was; moest zij, thans vooral nu zij ook voor Trude te zorgen hadden, niet met al wat in haar was een vredebreuk zien te voorkomen? Dora zweeg en bleef zwijgen, ook toen Emile haar vroeg niet boos te zijn over zijn uitval van daar straks, en haar lachend plaagde met die eigenaardigheid in haar karakter, van steeds bang te zijn voor een of ander naderend onheil. "Maar Dora, er was nog een brief, waar is die gebleven?" riep Emile den volgenden morgen bij zijn ontwaken. Na lang zoeken kwam de brief uit de papiermand te voorschijn en werd aan de groote, vette letters dadelijk herkend als een epistel van oom Jan.
"Beste jongen, "'t Is gedaan met je ouden oom! voor goed gedaan! "Ik schreef je in mijn laatsten dat het allerellen- digst stond met den tabak; nu gister is mijn principaal hier geweest, de man is geruineerd, de onderneming wordt opgedoekt en ik ben broodeloos. "Weet je misschien een baantje voor me? Niets is me te min! Ik ben dood arm; al mijn overgespaarde duitjes heb ik in de zaak gestoken. "Zie je, 't is voor mij zoo erg niet; ik zal er me wel doorredden, en mijn vrouw is ook niet bang voor armoê lijden en hard werken, maar Tina, onze arme Tina! We hadden een dame van haar gemaakt."
Emile beproefde wat hij voor den armen zwerveling doen kon, maar tabakkers waren er meer dan genoeg in den Oosthoek op dat kritieke oogenblik en oom's be
[164:]
kwaamheden voor eenige andere betrekking zeer gering. Gelukkiger waren ze in hun pogingen voor Gertrude en dokter Broks was zeer in zijn schik met het vooruitzicht dat Adelaide onderwijs zou ontvangen in veel dat haar tegenwoordige bonne-gouvernante haar niet leeren kon. Mevrouw Van Welkendonck verzocht er op te mogen rekenen, dat jufvrouw Van Son haar meisjes muziekles geven zou en van meer dan één zijde werden aanbiedingen gedaan voor een betrekking als gouvernante.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina