Annie Foore: De koloniaal en zijn overste(dl.2) Den Haag: Thieme, 1879 (eerste dr.1876) (Guldens-Editie no.123)
Inhoudsopgave *
De koloniaal en zijn overste(1887), met voelbaar reliëf.
XXXIII "Ga nu weg, zeg ik je!" Deze nijdige uitroep ging vergezeld van een vinnigen stomp en werd gevolgd door het afgrijselijk gehuil, dat een der Krobsen aanhief. lezen
XXXIV Samuel Bugg trippelt, met zijne vette handen in de zakken van zijn kort linnen jasje, het dek op en neer; zijn speknek is omringd door slap hangende boorden, die hem iets ongewoon neerslachtigs geven; hij mompelt allerlei onverstaanbare woorden, ... lezen
XXXV "Kijkt hier, heeren, daar recht voor u uit, dat is het vuur van Rosette! U zult het misschien niet kunnen zien zonder binoclee . . . ." "Jawel, jawel, o duidelijk! Dus zullen we spoedig te Port-Saïd zijn, kapitein?" lezen
XXXVI Een geheel anderen aanblik dan dat vroolijk, meest door vreemdelingen bewoonde gedeelte van Port-Saïd, levert de "oude stad", de stad die reeds bestond vóór de Lesseps zijn grootsch plan had opgevat. lezen
XXXVII De Elwine stoomt langzaam, zeer langzaam door het Suez-kanaal. 't Is bladstil, zelfs geen koeltje, zelfs geen rimpel in het effen water; - er is niet de minste afwisseling in de oevers, die men voorbijgaat... lezen
XXXVIIII Bij het doorvaren van het Suez-kanaal ontvangt men zoo ongeveer denzelfden indruk als bij die menschen, van wier geleerdheid of braafheid een groote roep is uitgegaan, maar die bij kennismaking, of door manieren of door kleeding en uiterlijk; niet voor zich innemen. lezen
XXXIX "Wel, wel," zei Altens den ochtend na het bezoek in de woestijn, "ik had niet gedacht dat ik zoo'n gemeene vent was, maar - ik heb me vandaag al driemaal betrapt op den wensch, dat er eens iets gebeuren mocht, om wat afleiding te geven - al was het ook iets akeligs!" lezen
XL De bel voor het tweede ontbijt luidde. "Wat is dat?! Nu reeds half elf! Ze zijn in de war!' Zoo klonk het van verscheidene kanten. lezen
XLI Het kanaal van Suez is eentonig en vervelend, maar het is niet-zoo vervelend, of het schenkt den opmerkzamen reiziger nog genoeg stof tot gedachten. lezen
XLII Goddank! we leven in een tijd van vooruitgang, van opfrissching, van breken met de oude traditiën, van nieuwe denkbeelden en nieuwe gewoonten! lezen
XLIII Er viel iets op te merken, iets te gissen, iets te bespreken aan boord der Elwine; behoef ik mijnen lezers te zeggen, dat de gelegenheid niet ongebruikt voorbijging? lezen
XLIV Het was na een ongewoon kaImen en rustigen nacht, wat zee en wind betrof, een nacht, waarin men flink was vooruitgekomen, dat des morgens de luitenant Balekamp op het rapport zijn overste berichtte, hoe hij... lezen
XLV "Moeder, zijt ge daar?" "Ja, Julio! zacht mijn jongen. Wat is het hier donker . . .. waar is uwe hand?" lezen
XLVI Ze stonden, het hoofd hoog opgericht, de oogen onafgewend op elkaar gevestigd, de ziel vol bitterheid, het bloed in gisting, op het punt den strijd te beginnen, die sinds twintig lange jaren was voorbereid... lezen
XLVII Clara van Berkesteyn zat dien morgen reeds geruimen tijd in haar boek te staren, zonder nog een letter van den inhoud te hebben gelezen, toen ze een zachten voetstap hoorde naderen, en mevrouw Helmberg naast haar stond. lezen
XLVIII Het was drukkend warm, en ledig en doodstil op het oogenblik. Doodstil. Toch, indien ze het eens hadden uitgesproken, wat daar omging in hunne zielen, de vier personen, die daar bij elkander zaten... lezen
XLIX Clara moest rust nemen, had juffrouw Huigen gezegd, en de dokter had een zenuwstillenden drank voorgeschreven en haar vermaand om te beproeven of ze niet wat slapen kon... lezen
L Wanneer men door toevallige omstandigheden vertoefde op eene plaats, die aan de eene zijde een heel akelig, aan de andere een meer gewoon schouwspel aanbood, dan zou men als vanzelf oog en oor richten naar die zijde, waar het akelige schouwspel plaats vond. lezen
LI "Beste meid! "Antwoord van avond op alles, wat je zal gevraagd worden: neen! Je toekomst, je geluk hangt daarvan af. Je weet, neef meent het goed met je. Zeg neen - ook al wordt je ten huwelijk gevraagd. lezen
LII "O, neef!" riep ze eindelijk, "als het nog eens goed afliep! Maar - 't is, dunkt me, haast al te ingewikkeld! Ik begrijp er ten minste niets van! Weet u, 't is net iets uit eene comedie!" lezen
LIII Het was eene moeilijke, eene zware taak, die Clara van Berkesteyn op hare schouders laadde, toen zij bewogen door de smart van mevrouw Helmberg, en aangezet door die stem voor recht en billijkheid... lezen
LIV Ze stond naast hem, maar hij bespeurde het niet; ze beproefde te spreken, maar ze kon geen woord over hare lippen brengen, ze greep zich vast aan de verschansing, en het was haar, alsof kracht en moed beide haar begaven. lezen
LVI De Elwine ligt op de reede van Point de Galles. Gelijk de eerste kus der bruid voor den minnaar de zoete voorsmaak is van de weelde, die hem toeft als een korte tijd van wachten en verlangen zal zijn voorbijgegaan... lezen
Er zijn een paar uur verloopen sinds de gasten van den heer Bugg zich onder de schaduw der kaneelboomen verzamelden; het genoeglijk, maar rustig gepraat... lezen
Toen de gelukkige verloofden dien avond van elkander scheidden, werd de afspraak gemaakt, dat Clara haar vader den volgenden morgen dadelijk deelgenoot zou maken van hunne plannen lezen
Liefelijk is de eilandengroep, die, bij het naderen van Java, het oog verrukt; liefelijk voor hem, die haar voor het eerst aanschouwt, oneindig liefelijker nog voor hem, wien dat frissche groen, die geurige bodem... lezen
In onze dagen heeft ieder het recht - of matigt het zich aan - om den mannen, bij wien het roer van den staat berust, te raden, opmerkzaam te maken, de les te lezen, te vermanen en op hun plicht te wijzen. lezen
Verantwoording*
De inhoudsopgave is gebaseerd op De koloniaal en zijn overste (dl. 2). De cijfers tussen [vierkante haken] verwijzen naar de paginering in het boek.
Voor kennelijke fouten die aan mijn waarneming zijn ontsnapt, hou ik me aanbevolen.
Vilan van de Loo